
Leechpaed
Oud- en nieuwbouw
Vroeger werd het Leechpaed ‘de Kamp’ genoemd en het pand waar men recht tegenaan keek, heette Kampsicht. Links lag dan de Kamp, een groot weiland. Besef u dat tot 1955 de bebouwing links van de Kamp niet bestond tot aan de nummers 19/21. Het Leechpaed is altijd onverhard geweest. Twee wilgenbomen aan de noordzijde, halverwege het pad, waren generaties lang de favoriete speelplek van de dorpsjeugd. Je keek vanaf de Oan ‘e Dyk zo naar de achtererven van vijf boerderijen aan de Dokkumer Ee. Vanaf die boerderijen werden gras, hooi en vee veelal per praam aan- en afgevoerd. Er boerden twee van de bekendste bewoners: pake Lieuwe van der Meer en âlde Johannes van der Heide. Langs de achterkant van de woningen aan de noordzijde was de tuinderij van Calsbeek/ Tromp. Deze woningen (‘de nije hûzen’) zijn begin jaren twintig gebouwd door een woningstichting, in de jaren ‘80 afgebroken en vervangen door de huidige. De vrijstaande huizen richting Lekkum zijn in de jaren twintig van de vorige eeuw gebouwd.

Het Leechpaed gaf toegang tot vijf kleine boerenbedrijfjes. Het vervoer van vee verliep veelal over de Dokkumer Ee.
De boerderijen aan het Leechpaed

Waar het Leechpaed (vroeger was de benaming ‘De Kamp’) ligt waren tot 1920 geen woningen. De woningen aan de zuidzijde werden rond 1955 gebouwd. De woningen aan de noordkant rond 1920. Het onverharde Leechpaed vormde de verbinding naar de boerderijen, de tuinderij van de firma Calsbeek en enkele woningen aan de Dokkumer Ee. Ook de bewoners van ‘It Kâlde Streekje’ (zo genoemd vanwege de ligging op het noorden) werden geacht het Leechpaed te gebruiken.
Halverwege het Leechpaed stonden aan de rechterkant twee wilgen. Deze wilgen vormden generaties lang een speelplek voor de jeugd. Aan het einde van het Leechpaed aan de rechterkant de oprit naar waar vroeger de gardenierswoning van de Calsbeken stond. Over een bruggetje want de tuinderij was vrijwel geheel omsloten door water waarover de producten werden vervoerd naar de veiling in Leeuwarden.
De boerderijen van Alves, Oenema (later De Vries en weer later Herder), de gebroeders Feitsma, Van der Meer, Van der Heide en Stuit waren zo gelegen dat veel verkeer over de Dokkumer Ee plaatsvond. Oud bewoner Gerrit Moed weet in 2021 nog te verhalen over de tuin en de stal waar ze veel speelde. Hij herinnert zich nog de aanvoer van hooi met de schouw vanuit de miedlanden, achter de Bullemolen. Ook dat er een hooiwagen was die ‘s winters in elkaar op de hooizolder kwam te liggen en die diende om het hooi van het land naar de schouw te rijden. Het was de kunst het hooi niet te hoog te stapelen anders kon je niet onder de Bonkebrug (brug in de Lekkumerweg) door. Met een lange lat werd de schouw gestuurd. Aangekomen bij de boerderij ging het hooi met een jacobsladder omhoog (het luik zit er nog). Buiten was een hooibult met een losse kap, die kon langs vier palen omhoog en naar beneden.
De boerderij van Herder waar daarvoor Kees en Anne Oenema woonden en daarna Kijhoutsje. Gerrit beaamt het verhaal van oudejaarsnacht dat De Vries bang was dat de jeugd vernielingen aan ging richten dat hij met een soort van honkbalknuppel van voor naar achter rende. Daar had de jeugd veel schik om.
Volgens Gerrit heeft er nooit een stokerij gezeten en is de steen bij de verbouw kort na de tweede wereldoorlog uit de oude woning gehaald en geplaatst in het deel van Alves.
In die tijd waren het vier woningen, gebouwd door Jabik Bijlsma. Van die vier huizen zijn later twee gemaakt. Een oude foto geeft aan dat vroeger het Leechpaed vlak langs de woningen liep en in ieders tuintje tegen de erfgrens aan had men zijn toilet, met ton. Even achter het hart zitten werd dat genoemd naar de deur met uitgesneden hartje. Een houten WC waar je in de winterdagen zowat vanaf sneeuwde. Dan was het echt geen lange zit.
Het streekje werd ook wel strontzicht genoemd. Ze zagen uit op de dongbult (mestvaalt)van Alves waar een korst op lag maar als Alves begon met mestuitrijden dan verdween ook de korst en hoefde je niet in de tuin te gaan zitten door de stank. De stinksloot die de afscheiding vormde tussen het terrein van Alves en de vier woningen was sowieso niet al te fris.
We lopen de boerderijen tot aan het Leechpaed allemaal even langs.
De Stookerij en de Kommunist (Oan ‘e Ie 24 en 25)
Oan ‘e Ie 24 en 25 vormden tot kort na de tweede wereldoorlog één geheel maar werden wel ‘dubbel bewoond’. Boer Herman Alves liet er twee woningen van maken en ging zelf op nummer 24 wonen, later zoon Rikus en zijn vrouw Ytsje. In de gevel van dat huis staat een mooie steen waarop geschreven staat: ‘In de Stookerij, Anno 1737’. Dat was een jenever stokerij, daarna is er ook nog een hulp-postkantoor in dat pand geweest. Het is een pand waar veel verhalen uit de overlevering aan zijn verbonden. Zo waren de bedsteden in de oude woning alleen maar gescheiden door een houten wand. De meisjes van toen vertelden later dat ze een briefwisseling onderhielden door de naden van die houten wand.

Ook vreemd vind ik de advertentie in de Leeuwarder Courant van 28 maart 1914 waar een koemelkerij te koop staat met stalling voor 13 hoornbeesten en 1 paard, met hooiberg, bleek, erf tot 12 mei aanstaande bij H.Alves in eigen gebruik.
Op nummer 24 woonde boer Alves, eerst Herman en Cecilia, later zoon Rikus en zijn vrouw Ytsje. Ik heb het denk al eens vaker verteld maar pa was nogal winderig en kon het ABC (26 letters) de trap (13 treden) op en af lopend uitzingen. Op de foto’s zie je Rikus en Ytsje.
Op nummer 25 woonden vanaf 1933 Germ (bijnaam ‘de kommunist’) en Tryntsje Dijkstra. Germ woonde daarvoor bij Keulen, was kaderlid bij de communistische vakbond en werd na het aan de macht komen van Hitler opgepakt en het land uitgezet. Zoon Hindrik (1925) kwam in Lekkum op school en kreeg als bijnaam Poepy vanwege zijn gebruik van Duitse woorden. Een poep was immers de aanduiding van de Duitse lapjeskoopmannen.
Een verhaal uit de overlevering: Germ en Tryntsje kregen een colporteur aan de deur en omdat er nog een restje brei over was werd de man genood binnen te komen om de brei op te eten. Na een langdurig gebed zette de man zich aan het maal. Toen Tryntsje weer uit de keuken in de kamer kwam zag ze dat haar nieuwe schoenen waren verdwenen. Dat liet ze niet op zich zitten. De man werd gevraagd zijn plunjezak te openen, de schoenen kwamen tevoorschijn en hij kreeg me toch de wind van voren!
Lange halen (Oan ‘e Ie 26)
Jan Bijlsma, bijnaam Jan Byl, had hier een timmerwerkplaats. Hij wist in zijn leven een behoorlijk vermogen in de vorm van panden te vergaren. Naast een stelpboerderij aan de andere kant van de Dokkumer Ee ging het nog om woningen aan de oude Lekkumerdijk.
Kornelis Oenema was een kleine (deeltijd?) boer met in die periode minimaal 4 en maximaal 10 melkkoeien. Kees en Anne Oenema waren kinderloos. Kort na de eerste wereldoorlog hadden ze wel een jongen uit Oostenrijk inwonend, Frans Kandl. Echter de adoptie kwam niet rond. Als Kees en Anne naar de kerk gingen via het Leechpaed liep Kees voorop en deed het hek voor Anne open, die doorstapte. Kees ging daar weer met lange halen aan voorbij en ging een paar meter voor haar lopen. Zo verliep de tocht naar de kerk in Lekkum en dat patroon herhaalde zich op de terugreis. Kees Oenema zijn vader woonde en boerde overigens op It Minefjild..
Na Oenema (zie artikel boerenboelgoed 1948) zat Gerrit de Vries op de boerderij en daarna Herder, opgevolgd door zoon Gerben.
Verwoestende brand (Oan ‘e Ie 26)
De Leeuwarder Courant van 14-08-1961 vermeld het volgende:
Boerderij Snakkerburen door brand verwoest
LEEUWARDEN — Zaterdagavond om elf uur werd de Leeuwarder brandweer gewaarschuwd voor een uitslaande brand in de boerderij van de G. de Vries te Snakkerburen, even ten noordoosten van Leeuwarden aan de Dokkumer Ee. Toen de brandweer arriveerde, had het vuur zo snel en grondig om zich heen gegrepen dat het pand als geheel verloren moest worden beschouwd. De naastgelegen boerderij van de heer H. Alves werd met moeite voor het vuur gespaard. De heer Alves heeft zelf meer dan een uur lang het dak van zijn schuur nat gehouden. Hoewel het op enkele vlam vatte, werd toch voorkomen dat ook deze boerderij, die als het ware om het pand van de heer De Vries heen is gebouwd, een proef van de felle brand werd.
Voorbijgangers ontdekten de brand en waarschuwden de heer De Vries, die onderwijl de brandweer alarmeerde, echter veel moeite had de plaats van de brand te bereiken. Ook moesten slangen uitgelegd worden om het vuur dat aan de achterzijde van de boerderij woedde, te kunnen bereiken. De vuurzee had toen reeds zulk een verwoestende kracht gekregen, dat de boerderij als geheel verloren moest worden beschouwd. De bewoners zijn er met grote moeite in geslaagd enig huisraad in veiligheid te brengen. Het grootste deel van de inboedel, enige landbouwwerktuigen, een grote voorraad hooi en wintervoer voor het vee werden echter een prooi der vlammen. Vee is er bij de brand niet omgekomen; alle dieren bevonden zich in het weiland.
Omtrent de oorzaak van de brand tastte men hedenochtend nog in het duister. De gemeentepolitie van Leeuwarden stelt een onderzoek in. De heren Alves en De Vries achtten hooibroei uitgesloten, omdat zij de laatste dagen geen broei hadden geroken. Toch wordt het niet uitgesloten geacht, dat het vuur in het in de schuur opgetaste hooi is ontstaan. Dit meende men te mogen concluderen uit het feit, dat de vuurzee het felst heeft gewoed in de buurt van het hooi. Wat er, nadat de vlammen een uur lang stand hadden gehouden tegen de watervloed, die de Leeuwarder brandweer in schuur en woning spoot, van de boerderij is overgebleven, toont bijgaande foto.
En een ander artikel:
Vier volwassenen, klein meisje en baby, op nippertje in veiligheid
Een brand, waarbij het vuur met verbijsterende snelheid aanviel, heeft zaterdagavond tussen elf uur en middernacht de boerderij met de aangebouwde woning van de heer G. de Vries te Snakkerburen, gelegen aan de Dokkumer Ee, praktisch volkomen verwoest. De zes bewoners, waarbij een baby en een klein meisje, konden zich op het nippertje redden. Zij moesten bijna al hun bezittingen achterlaten in het huis waarvan tenslotte niet meer restte dan de vuil-zwarte muren en een paar wankele, verkoolde dakspanten. De brand is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontstaan door een niet afgeschermde gloeilamp in de schuur, die door zijn hitte het dicht by de lamp opgetaste hooi heeft doen ontvlammen. Tien minuten voor het vuur werd ontdekt is de dochter des huizes, mevrouw Jöbsis, naar het toilet geweest, heeft de lamp aangedraaid en vergeten uit te doen toen zij naar de achterkamer terugkeerde. De boerderij is eigendom van de heer K. Oenema te Lekkum. In de boerderij bevonden zich de heer en mevrouw De Vries, omstreeks zestig jaar en hun dochter, die met haar echtgenoot, de heer A. C. Jöbsis (31) en hun twee kinderen, Mechtelientje van acht maanden en Margreetje, vier jaar, juist een week geleden uit Iran waren teruggekeerd na een tweejarige afwezigheid uit het vaderland. Het vuur werd ontdekt door een buurvrouw, de jeugdige mevrouw Tichelaar.
„Myn man en ik waren al naar bed toen we opeens licht zagen. Een ogenblik meenden we, dat het de lampen van een auto waren — toen zagen we, dat er brand was. Mijn man rende direct naar buiten en begon te schreeuwen en op de deur te bonzen, ik liep naar onze buurman, de heer Alves en maakte daar alarm”. De heer Tichelaar, een 26-jarige chauffeur, was in zijn wanhoop juist van plan met zijn blote voeten de deur in te trappen toen hij merkte, dat men binnen begreep wat er aan de hand was. Het echtpaar De Vries was reeds op de slaapkamer, boven, aan de voorzijde. Dit vertrek is slechts door een houten wand gescheiden van de schuurruimte waar het hooi lag opgetast. De heer en mevrouw Jöbsis zaten in een kamertje beneden-achter nog wat te lezen, hun kinderen sliepen beneden aan de voorkant van het huis. Ondanks de zeer kritieke toestand door de onmiddellijke dreiging van de enorme vuurgloed, die — naar mevrouw Tichelaar ons zei —woedde in dat deel van het gebouw waar de hooivoorraad lag — slaagden alle mensen in het huis er in naar buiten te komen. Hoe dat met iedereen in zijn werk is gegaan, kon men zich later nauwelijks meer herinneren. Mevrouw Jöbsis slaagde er in een kistje met sieraden mee te grissen. Nadat zij en haar man met hun uit hun bedjes weggesleurde kinderen op de arm uit huis waren gerend lukte het nog een paar hutkoffers en een gloednieuwe schemerlamp te redden.
Visserman en Bollerinder (Oan ‘e Ie 27)
In de woning Oan ‘e Ie 27 woonden lange tijd twee huishoudens. Op de zuidkant (één kamer) een weduwe en op de noordkant (één grote kamer) bewoond door De Meer. Op de zuidkant woonde âlde Fokje, de moeder van C. Dekinga, gevolgd door âlde Albertsje, Albertje van der Woude). Bearn noemt daarnaast (noordkant woning) Hotse en Tjitske respectievelijk visserman en bollerinder). In de grootste kamer woonde Hedzer Rozema (lytse Hedzer) met een fiks aantal nakomelingen. Een kamer met een portaaltje en een zolder moest plaats bieden aan man, vrouw en negen kinderen.
Inbreekburen (Oan ‘e Ie 28)
Op de plek van Oan ‘e Ie 28 stonden eerder twee woningen, waaronder een boerderij. Eigendom van de gebroeders Klaas en Teake Feitsma. De boerderij had een mestopslag aan het Leechpaed en aan de Dokkumer Ee. Dat er op een gegeven moment nog wel wat geld te halen was blijkt uit een krantenartikel.
In den nacht van Zaterdag op Zondag is ingebroken ten huize van den koemelker F. te Snakkerburen, bij Leeuwarden. Een kistje met geld, effecten en eenige zilveren voorwerpen zijn ontvreemd. De marechaussee heeft twee buren van den bestolene aangehouden. Het geld is in beslag genomen en goud en het kistje met de effecten opgevischt uit de Dokkumer Ee. Beiden hebben bekend. (7-12-1915).
Dat was trouwens ook niet weinig geld, maar liefst 2200 gulden, gestolen door de broers vdM die daarvoor respectievelijk drie en een jaar gevangenisstraf kregen.
Timmerschuur en koemelker (Oan ‘e Ie 30)
Tussen Ake en Ee (Aed Levwerd, 1996) over Oan ‘e Ie 30
Tussen Ake en Ee. Tussen de woonhuizen, boerderijtjes en bescheiden bedrijfspanden staat op nummer 30 een grote boerenschuur met een rieten dak en een houten gevelvoortzetting boven de begane grond. De kadastrale archivaria wijzen uit dat de bebouwingsgeschiedenis van deze plek terugreikt naar 1844, maar de schuur is een halve eeuw jonger. Vóór 1844 lag op deze plek een moestuin ter grootte van 7 roeden en 40 el in t vierkant. De moestuin kwam in 1837 in handen van Tetman Pieters Hettema (1792-1866) en die zette er zeven jaar later een huis met een (scheeps)timmerschuur neer. Tegelijkertijd of kort erna verrees op een stuk grond direct ten noorden van het eerste huis een tweede, eveneens met een schuur. Beide huizen werden gescheiden verkocht en kadastraal gesplitst in de percelen Oan ‘e Ie 31 en Oan ‘e Ie 30. De kopers van Oan ‘e Ie 30 waren de echtelieden Douwe Ages van der Meulen, arbeider/ koemelker, en Trijntje Sikkes Sikma. Douwe Ages zou in 1893 overlijden, maar voor het zover was liet hij omstreeks 1885 het huis afbreken en vervangen door de huidige boerenschuur.
Ook op deze plaats dus een boerderij én woning/woondeel. Het voorste deel werd namelijk apart bewoond en zo rond 1915 stonden daar als bewoners genoteerd Sierd en Anne Sikma. In het boerderijdeel woonde Japik van der Meer en later Lieuwe van der Meer die meest pake Lieuwe noemden. De huidige eigenaar heeft een bewonersoverzicht opgesteld:
1840-1860 | Tetman Pieters Hettema | landbouwer |
1860-1867 | Douwe Ages van der Meulen | arbeider |
1867-1871 | Jitse Miedema | |
1871-1895 | Sjoerd Kramer | |
1895-1905 | Trijntje Sikkes Sixma | |
1905-1908 | Douwe Van der Meer | |
1908-1916 | Herman Alves | koemelker |
1916-1917 | Klaas Rozema | gardenier |
1917-1925 | Jacob Jans van der Meer | |
1925-1961 | Lieuwe van der Meer | |
1961-1977 | Lieuwe van der Meer | assuradeur |
1977-1979 | Jacob van der Meer | assuradeur |
1979-1983 | Lieuwe van der Meer | assuradeur |
1983- heden | Ytsma |
Het dorpsblad meldt: Pake Lieuwe van der Meer was één van de vijf komelkers. Hij hield zijn jongvee in de onbewoonbaar verklaarde woning die tussen de nrs 28 en 29 stond en zijn grootvee in de huizinge. Maar hij werd oud en zeer slecht van gezicht en dan was het, werd wel gezegd, wel zo gemakkelijk de mestkruiwagen door de open staldeur waar vroeger het hooi en gras per praam naar binnen werd gebracht, in de Ee te kieperen.
Alde Johannes op stoffen pantoffels (Oan ‘e Ie 31)

Op nummer 31 heeft jarenlang één van de meest karakteristieke bewoners van Snakkerburen gewoond. Eerst met zijn vrouw Afke en twee kinderen (Jan en Geke). Later nog jarenlang met een huishoudster Hiltsje Durkstra. Het pand mag je ook onder de boerderijen scharen.
Johannes overleed op vrijdag 2 november 1984, hij was toen op een week na 100 jaar.
Alde Johannes was in het dorp een graag geziene gast. Zo trakteerde hij de kinderen als ze jarig waren. Johannes had een paar koeien, een aantal geiten, een paar konijnen in het hok en wat kippen die op het erf rondscharrelden. Johannes was getrouwd met (lytse) Afke maar haar hebben veel mensen al niet meer gekend. Zij was vaak ziek. Johannes ging tot op hoge leeftijd op vrijdag naar de markt op zijn stoffen pantoffels en een knapzak op de schouder. Daar deed hij wat handel en nam de boodschappen in de rode zakdoek weer mee terug.
De verjaardag van Johannes van der Heide toen hij 90 werd werd groots gevierd, samen met de kinderen Jan en Gjetsje, huishoudster Hiltsje. Een open landauer bracht hen naar het dorpshuis in Lekkum. Daar werd ook gememoreerd van Johannes zijn daden die nog eens in de week de markt op het Zaailand bezoekt, touwtjespringt, twee akkers volkstuin verzorgt en ‘s morgens steevast twee koprollen maakt als hij net uit bed is. Daar blijf je fit bij was zijn stelling.
Dorpsbewoners herinneren zich ook nog dat Johannes op brandnetels kauwde, het feit dat hij de kinderen trakteerde maar zelf nooit een gebakje nam.
Artikel uit de Kobbeflecht, April 1973 (interviewers Hidde van der Werf en Jan de Haan):
Interview met Johannes van der Heide
‘Onze eerste vraag ging natuurlijk over zijn allervroegste jeugd nou Johannes is op 24 november 1884 geboren in Miedum aan de vaart (onder Jelsum) en twee jaar later verhuisd naar Lekkum, Tsjerkepaed 1. Dat huis werd toen nog door twee families bewoond. Links woonde een timmerman rechts de familie van der Heide. Weer wat later verhuisden ze naar Snakkerburen. Johannes heeft de school bezocht in Lekkum (in zijn tijd werd het derde lokaal gebouwd) en onder meer les gehad van juffrouw Stelwagen). Ook toen al had Johannes geheel eigen opvattingen over allerlei zaken. Hij ging hoogstens 2 1/2 dag per week naar school zonder dat ze thuis van het verzuim wisten. Hij vond zo zegt hij de appelbomen interessanter dan meesters woorden.
Ondeugend waren de jongens toen dus ook al en Johannes denkt er nog met zichtbaar plezier aan terug maar zij vernielden niets, zoals de moderne jeugd maar al te vaak doet.
Inmiddels heeft Hiltsje het eerste kopje koffie ingeschonken en Johannes informeert enigszins ongeduldig of we nog meer van zijn leven willen weten. Nou dat willen we wel. Omdat Johannes uit een groot gezin komt en zijn ouders het niet zo breed hadden moest er naar de school aangepakt worden. Johannes kwam op zijn 12e terecht bij een schilder, voor wie hij verf moest mengen. Dit was een zwaar karwei, totdat Johannes ontdekte met welke knop je de molen grover kon instellen. Toen viel het best mee. Jammer genoeg zag de baas aan het resultaat dat er iets niet in orde was en zette hij de molen weer op fijn. Als beloning voor het werk kreeg Johannes f 0,25 per week plus koffie ’s morgens. Laat nou een goed bedoelde opmerking over diezelfde koffie reden worden tot ontslag op staande voet (waarop de baas niet op dat ogenblik stond). Ontdaan kwam Johannes thuis van zijn eerste werkgever, zijn moeder vond het allemaal niet zo erg en zei tegen hem dat je al dit soort zaken door ondervinding moet leren. Vader vond het wel erg, het was een zeer slechte tijd en de baantjes lagen niet voor het oprapen. Er zat niets anders op voor Johannes dan bij zijn vader in dienst te treden. Zijn vader zat toen in de losse handel en zag bijna overal brood in. Johannes bij de boer opgestuurd voor velletjes. Het vak lag Johannes absoluut niet en toen Anne Noordenbos hem ook vroeg of hij niet bij hem wilde komen werken, greep Johannes de kans met beide handen aan. Hij nam zijn intrek in de boerderij aan het Wynserbinnenpaed (later de boerderij van Henk de Haas) voor nieuwe klompen (toen ƒ 0,30 per paar) en de kost. Hij blijft tot zijn 19e en verdiende op het laatst ƒ 100 per jaar. Maar Johannes zou Johannes niet zijn geweest als hij daar zijn hele leven was gebleven. Hij wilde ook wel eens andere mensen leren kennen. Het leven op de boerderij was nog veel geïsoleerder dan nu. Nou woonde er in Miedum nog een boer die zelf boter en kaas maakte en dat wilde Johannes ook graag leren. Deze boer, Lieuwe de Graaf, kende Johannes niet en wilde eerst inlichtingen inwinnen bij zijn vorige werknemer voordat hij hem aannam. Naast het boter en kaas maken leerde Johannes er nog een vak dat hem later veel plezier en profijt heeft gebracht: het wylsterflappen. De boer zelf ging zo op in deze hobby dat de boerderij op de tweede plaats kwam. Johannes bleef twee jaar.
Vanaf die tijd werkte Johannes zomers bij de boeren en hij herinnert zich een seizoen op de boerderij bij de Bonkebrug voor ƒ 165. ‘s Winters verdiende hij de kost met fugelje. Dit laatste was een betere verdienste dan het werken bij de boer. Voor de harde winters als er geen vogels waren had hij het vak van klompenmaker geleerd. Er veranderde weinig tot zijn 28e, toen trouwde hij en keerde terug in de handel van zijn vader. Die handel had zich inmiddels uitgebreid tot de noodslachtingen. In de wijde omgeving werden noodslachtingen verricht door vader en zoon van der Heide. Het goede vlees werd door hem voor een kwartje het pond gekocht en doorverkocht. De ‘rommel’ werd geexporteerd naar de worstfabrieken in Holland. In deze jaren ongeveer was Johannes ook betrokken bij het afgraven van terpen vanwege de vruchtbare grond. Hij wist precies de plekjes waar de waardevolle dingen lagen. Hij heeft er dan ook handen vol van verkocht. Hij moest wel, want ieder dingetje was wel een paar centen waard en hij had dat geld nodig.
Het spijt hem nu dat hij niet meer voor zichzelf heeft kunnen bewaren. De meeste voorwerpen waren fraai besneden schapen- en hertenbeenderen waarvan Johannes nog enige gave exemplaren in zijn bezit heeft. De tweede koffieronde wordt verlucht met het inmiddels bij vele bekende verhaal van de 12 boerenkatten die Johannes voor ƒ 0,60 per stuk kocht en voor een gulden 75 per stuk doorverkocht als vel aan de jood in de stad. Mollen vangen was in die dagen een lucratieve bezigheid en dus deed Johannes er aan mee. Een velletje bracht toen ƒ 0,90 op. Pratend over dieren in het algemeen komen we op het scheppingsverhaal in de bijbel. Johannes vindt het maar fantasie. In werkelijkheid kan het niet zo gegaan zijn maar ja de bijbel is door mensenhanden geschreven ook al is het het woord van God. Johannes gelooft wat de schepping betreft in de evolutieleer. Weer wordt er koffie geschonken. Johannes zegt tot zijn spijt geen brandewijn voor de beide heren te hebben. Sinds zijn 28e drinkt Johannes geen brandewijn meer. Misschien wel omdat hij voor die tijd te veel gehad heeft.
Een belangrijk onderdeel van de handel was altijd de handel in lammeren. Johannes verkocht aanvankelijk de lammeren voor de boeren en kreeg als commissieloon een gulden per lam.Toen hij beter in het geld zat kocht hij ook wel lammeren en pakte dan de winst zelf. Rond 1920 woonde in de boerderij van Van Dijk (Miedum) een zekere De Jong. Deze boer wilde zijn lammeren nooit verkopen aan Johannes, maar laatstgenoemde mag ze wel verkopen voor de boer. Op zekere dag had de boer 30 lammeren te koop en Johannes dacht dat ze wel ƒ 16 tot ƒ 18 zouden opbrengen.
De markt was pas de week daarop op vrijdag, maar al lang voor die dag werd hij benaderd door vleesexporteurs of er ook lammeren waren. Ik heb wel lammeren maar niet te koop, zei Johannes, wacht maar tot vrijdag. Op weg naar de markt die vrijdag, kreeg hij van iemand een tip dat hij goed op moet passen met die lammeren. Op de markt verdrongen zich de exporteurs en de eerste koper kon ze meekrijgen voor ƒ 35 per stuk!! Ze werden het eens op 34. Maar toen begonnen de problemen voor Johannes pas. Ik heb die nacht geen oog dicht gedaan, de boer rekende op ƒ 18 per lam, ik kon dus aardig wat centen overhouden als ik wilde. Maar ik deed het niet. De volgende zaterdag ging ik naar de boer met ongeveer ƒ 1000 op zak. De boer kon zijn ogen niet geloven, hij gaf mij vijf gulden commissieloon per lam. Die ongewone prijsstijging was het gevolg van de plotselinge openstelling van de grenzen voor Nederlands vee. Johannes zijn eerlijkheid werd later ruim beloond door dezelfde boer, toen er sprake van was dat Johannes zijn gehuurde woning in Snakkerburen moest verlaten omdat de huisbaas in financiële moeilijkheden verkeerde (wie niet in die jaren) en Johannes zelf het huis niet kon kopen was de prijs (ƒ 2025 en al het geld wat Johannes had hij nodig voor zijn handel) sprong diezelfde boer bij met het volle bedrag. Zo zie je maar. Rond 10 uur wordt er een volle pot verse koffie binnen gebracht door Hiltsje en wij zouden hem waarachtig wel leeg hebben gekregen ook als we waren blijven doorpraten over alle onderwerpen die werden aangesneden en over de vele voorwerpen in de gezellige huiskamer. Johannes heeft een neus voor antiek. Op de laatste bazaar ontdekte hij een juweel van een kannetje dat zeker 100 jaar oud is. Voor ƒ 23 werd het zijn eigendom. Zo zal het ook wel gegaan zijn met een mooie petroleumlamp, het gouden horloge, de porseleinen beeldjes, het koperen schietmasker enzovoort enzovoort.
Artikel uit de Kobbeflecht, Januari 1975 (T.Rozema- Smidt)
Johannes van der Heide die zichzelf bestempelde als één der minsten in zijn jonge jaren en wat ook nogal eens door anderen werd beaamd, maar ik heb andere gedachten. Want als ik terugdenk aan wat zich zo’n 50 jaar geleden afspeelde…Toen Johannes en zijn vrouw nog in de fleur van hun leven waren en zij werd altijd lytse Afke genoemd. Nu die lytse Afke daar gaat het nu om, waar haar man toch ook in gekend werd, want ze had aan hem een grote steun. Toen gebeurde het, dat er drie baby’s waren, waar men geen raad mee wist, want ze wilden niet groeien. En die beide boeren, Meindertsma meende ik was zijn naam hadden al heel wat gedokterd, maar niets hielp en ik denk dat Johannes daar dan ook wel kwam vanwege de handel. Ze zijn toen overeengekomen dat zijn vrouw die ruim voorzien was voor haar eigen spruit, wel wat missen kon. Zo gebeurde het dat ze maar even ging logeren met haar zoontje (Jan) en dus ook die kleine van Meindertsma kon helpen, en later, met de kleine van Hellinga, die eertijds aan de Lekkumerweg woonde ging het precies zo. Wat een vreugde voor die mensen. En al gauw daarna was het aan ons toe, daar onze kleine meid het ook niet deed. Maar dat ging wel wat anders, want we woonden toen ook dicht bij elkaar dus toen zei Afke: “Ik moet ze maar even helemaal hebben” en na die week was die dan ook over het ergste heen. Zoiets is met geen goud te betalen. Deze week las ik in de bijbel in Spreuken: een betrouwbare getuige is een redder van levens. Dan zie je maar wat het waard is betrouwbaar te zijn, dat wil zeggen dat men op je aan kan. Volgens mij waren dan ook deze herinneringen wel vermeldenswaard
Op 18 mei 1948 overlijdt Aafke Jans Kroese, oud 48 jaar, geboren te Oenkerk. Echtgenote van Johannes van der Heide. Aangifte bij de burgerlijke stand wordt gedaan door Jap van der Meer als aanspreker, oud 36 jaar.