
Over Snakkerburen
Snakkerburen: levendig tuindersdorp
Welkom in Snakkerburen, de Leeuwarder buurtschap aan de Dokkumer Ee, even buiten de gemeentegrenzen. Een buurtschap met een rijke historie die teruggaat tot de zestiende eeuw. Toentertijd een plek van veel bedrijvigheid in de vorm van industrie en detailhandel. Daarentegen kende Snakkerburen ook veel tuinders. Aan weerszijden van de Dokkumer Ee waren diverse tuinderijen waarvan nu nog slechts de dorpstuin is overgebleven.
Al die bedrijvigheid was met name te danken aan de ligging aan de Dokkumer Ee, die een belangrijke rol speelde in de aan-en afvoer van producten. Langs de waterkant had zich een flink aantal neringdoenden oftewel handelaren en middenstanders gevestigd. In de hoogtijdagen waren dat maar liefst vier cafés, vier kruideniers, twee slagers, een bakker, een schoenmaker, een smid, een melkboer, een elektricien en een rijwielhersteller. Het is allemaal verleden tijd. Wat blijft is een pittoresk en eigenzinnig buurtschap.

Welkom in ons buurtschap. Met hulp van een QR codes canner op uw telefoon krijgt u toegang tot de rijke historie!
Algemeen
Snakkerburen is een buurtschap dat behoort tot de gemeente . T/m 1943 was dat de gemeente Leeuwarderadeel. Samen met Lekkum en Miedum vormt Snakkerburen een drielingdorp. Ze staan ook wel bekend als De Trije Doarpen. Maar in werkelijkheid zijn twee van de drie buurtschappen. Aansluitend bij de QR borden ontvangt u een verdieping aan informatie, met dank aan het HCL, nog levende (oud-)bewoners en helpers. Wij wijzen u nog op de te volgen Facebooksite Snakkerburen Snakkerbuorren waarop vrijwel ieder weekend filmpjes, foto’s en historische informatie wordt geplaatst.
Een buurtschap dus, gezien haar geringe grootte (ongeveer 200 inwoners) en het ontbreken van een kerk. Op 25 augustus 1975 werd Snakkerburen, dat tot deze datum behoorde bij het dorp Lekkum, door de gemeente Leeuwarden tot aparte buurtschap verheven.
What’s in a name
De naam Snakkerburen duikt voor het eerst op in de 16e eeuw. Vermoedelijk heeft dat te maken met de ligging op een ten opzichte van Lekkum vooruitstekende strook grond. (bron: Historisch Centrum Leeuwarden).
Inwoners
In 1840 omvat de buurtschap Snakkerburen 42 huizen met 287 inwoners. De buurtschap was in die tijd 2x zo groot als het dorp Lekkum waar het onder viel. Dat had in 1840 namelijk slechts 22 huizen met 127 inwoners. Tegenwoordig is Lekkum ruim 2x zo groot als de buurtschap, dus precies omgekeerd als de 19e-eeuwse situatie.
Historie
“We mogen gerust aannemen dat hier reeds op het eind van de Middeleeuwen boeren of in ieder geval koemelkers hebben gewoond. Misschien waren ze op één hand te tellen, maar dit is reeds genoeg om van een buurtschap te spreken en er een naam aan te geven. In het Register van Aanbreng uit 1511 wijst nog niets op een bestaan van Snakkerburen als ambachtscentrum. Alle personen die onder Lekkum worden genoemd, bezitten land of hebben dat in gebruik. De eerste ambachtsman van wie gevoeglijk kan worden aangenomen dat hij zijn vak aan de Dokkumer Ee heeft uitgeoefend, vinden we postuum vermeld in het Beneficiaalboek uit 1543: Heynrick Schoemakers erven. Een volgende middenstander is bakker Isbrant Nanner, die wettelijke bescherming van de overheid aanvroeg voor zijn bakkersmerk, dat in alle broden werd gedrukt.
De komst van middenstanders naar Snakkerburen zal in Leeuwarden met gemengde gevoelens zijn gadegeslagen. Volgens Wopke Eekhoff had de stad reeds aan het begin van de 15e eeuw “sedert eenigen tijd met leedwezen moeten aanzien, dat een aantal kooplieden, handwerkslieden en andere personen, die zich niet aan de stadswetten en bepalingen der gilden hadden willen onderwerpen, buiten de stad en vooral aan de oostzijde, langs den stroom de Vliet, zich huizen hadden gebouwd, en daarin ten nadeele der stedelingen hun beroep uitoefenden”.
Toen Leeuwarden begin 16e eeuw definitief de jurisdictie over dat gebied had gekregen, zullen juist buiten die zogeheten klokslag nieuwe kansen hebben gelegen. Dit gegeven, gecombineerd met de ligging aan de Dokkumer Ee en de verdere kanalisatie daarvan tezelfdertijd, gaf Snakkerburen de wind in de zeilen. Zo zal Isbrant Nanner ook veel schippers onder zijn klanten hebben geteld, die op doorreis de buurtschap aandeden. En wanneer de stad ’s avonds haar poorten had gesloten, vonden late reizigers nog een warm onthaal bij de hospes in de buurtschap. Naarmate de bevolking groeide, nam de nering en nijverheid toe en dat trok op zijn beurt weer nieuwe bewoners aan.
Op de kaart van Bernardus Schotanus uit 1685 wordt Snakkerburen reeds weergegeven met aaneengesloten bebouwing. Bovendien werd ten noorden ervan een rokend kalkbranderijtje en een ander figuurtje getekend, dat mogelijk een steenbakkerij moest weergeven. Steenbakkerijen langs de Dokkumer Ee kennen een lange geschiedenis, getuige ook de buurtschap Tichelwerk ten noorden van Wyns, die ook al door Schotanus op de kaart werd gezet. Vreemd genoeg vinden we van deze twee bedrijfstakken in het quotisatiekohier (1749) niets terug. Hetzelfde geldt voor een jeneverstokerij, waarvan de gevelsteen ‘In de stokerij’ uit 1737 nog prijkt in de gevel van het dubbele pand Oan ’e Ie 24-25. Of dit daadwerkelijk een jeneverstokerij betreft wordt betwijfeld.
De ligging van Snakkerburen aan de Dokkumer Ee was voor de ontwikkeling van de buurtschap van even essentieel belang als dat het buiten de jurisdictie van Leeuwarden viel. De Dokkumer Ee is deels op natuurlijke wijze, deels door mensenhand ontstaan. Eenmaal gegraven, vervulde het afwateringskanaal uiteraard ook een verkeersfunctie. Kanalen moeten onderhouden worden, maar in roerige tijden had men geen oog voor deze wijsheid. In het begin van de 15e eeuw was de Dokkumer Ee door de vele droogten niet langer bevaarbaar en was de Lauwerszee alleen nog via de omweg langs de Murk bereikbaar. De partijschappen tussen de Schieringers en Vetkopers hadden het land verscheurd en zolang deze twisten aanhielden, viel aan slatten van de Dokkumer Ee niet te denken. Dergelijke karweien vragen een gezamenlijke aanpak en het waren eerst de Saksische hertogen die over voldoende macht en autoriteit beschikten om het werk van hogerhand ten uitvoer te leggen (1503).
Nog geen honderd jaar later was het aan de Opstand, het begin van de Tachtigjarige Oorlog, te wijten dat de schippers opnieuw steen en been klaagden, maar zolang de vijand vanuit Groningen en Steenwijk het Friese platteland plunderde, kon niets aan hun klachten worden gedaan. Tijdens zo’n plundertocht ging Lekkum in vlammen op en moesten de inwoners het ontgelden. De Dokkumer Ee vormde toen zelfs enige jaren de frontlinie en in 1585 en 1586 hadden Gedeputeerde Staten een korporaalschap van 12 soldaten in de kerk van Miedum gelegerd. Eerst na de Reductie van Groningen en de verdrijving van de vijand over de grote rivieren achtten Gedeputeerde Staten de tijd rijp om het slatten opnieuw te verordenen (1597). Ook het Miedumerdiep werd in dat jaar uitgediept. De trekweg westelijk langs de Dokkumer Ee kreeg eveneens een opknapbeurt en toen stond niets de eerste geregelde beurtdienst tussen Leeuwarden en Dokkum meer in de weg. Blijkens de kaart van Willem Loré uit 1735 moest er ook in later eeuwen geslat worden en in Snakkerburen werden op het eind van de vorige eeuw enige voor steenfabricage afgegraven landen met baggermodder opgespoten. Dat de buurtschap bij al dit ingrijpen heeft welgevaren, laat zich raden.
Middenstand
Snakkerburen heeft evenwel zijn ontstaan niet alleen te danken aan zijn ligging aan de Dokkumer Ee en net buiten de klokslag van Leeuwarden. Volgens het quotisatiekohier uit 1749 had de buurtschap de beschikking over een behoorlijke middenstand, terwijl die destijds in de dorpskom van Lekkum en in Miedum geheel ontbrak. De buurtschap vormde dus het verzorgingscentrum van de agrarische bevolking van deze dorpen.
Helaas worden in het quotisatiekohier van Lekkum de inwoners van Snakkerburen niet apart vermeld, maar omdat de volgorde van de namen volgens een bepaald geografisch patroon werd bepaald, kunnen we toch wel een zekere scheiding aanbrengen. Zo staat vast dat de dominee en de schoolmeester in het dorp zelf woonden en derhalve zullen ook de doodgraver, de twee arbeiders en de drie weduwen die in hun nabijheid worden genoemd, in Lekkum hun domicilie hebben gehad. De overige 28 niet-agrariërs zullen we in de buurtschap moeten situeren. Onder hen treffen we een hospes, een assistent (veldwachter), een bakker, twee schoenmakers en een -knecht, twee kuipers, een timmerman, een smid, twee wevers en een -knecht, een koopman, een belastingontvanger, een rentenier, acht arbeiders en ook vier armen aan. Voorts worden elf boeren en vier koemelkers genoemd, die verspreid over het hele dorpsgebied hun bedrijf hebben uitgeoefend. De totale bevolking van Lekkum en Snakkerburen bestond in 1749 uit 183 personen, onder wie 45 kinderen.
Dat de middenstanders zich massaal in de buurtschap langs de Dokkumer Ee vestigden en niet in de dorpen zelf, zal enerzijds te maken hebben gehad met de bereikbaarheid over water en anderzijds met het feit dat in Snakkerburen reeds enige middenstand aanwezig was, die als kristallisatiepunt voor verdere uitbreiding kon dienen.
Van het in 1837 gestichte armenhuis te Snakkerburen, waar in hoogtijdagen 7 oude mensen, 11 gebrekkigen en 14 kinderen verbleven, was in 1858 nog één kamer in gebruik. De scheepswerf is in 1843 afgebroken. De 19e-eeuwse buurtschap en de directe omgeving kende veel industrie. Nog juist op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden, aan de overzijde van de Bonkesloot, stond de meelfabriek van Wybrandy, waar voorheen een roggemolen had gestaan. In deze fabriek, die in 1889 afbrandde, werkten veel Snakkerbuursters. Later was op deze locatie het betonbedrijf van Hellema gevestigd. Bij de al door Van der Aa genoemde steenbakkerij op de noordoever van de Bonkesloot stonden turfloodsen en de zogenoemde kazerne, die in 1936 afbrandde en waarin door-de-weeks het losse personeel was gehuisvest dat van verre was aangetrokken. Steenfabricage was seizoenarbeid en er kon alleen vanaf het voorjaar tot de vroege herfst worden gewerkt. Nadat dit tichelwerk in 1897 was afgebroken, verrees er een stroopfabriek en nog later de timmermanswerkplaats van Anne Dekenga. Veel Snakkerbuursters waren werkzaam bij de kalkbranderij van Hoegen, die met nog enkele kalkovens aan de overkant van de Dokkumer Ee stond, waar de met tjalken aangevoerde schelpen met lange turf tot kalk werden gebrand. Bij zuidwestenwind was de buurtschap dan gehuld in een sluier van rook en stank.
Ten noorden van Snakkerburen stond de in 1770 gebouwde oliemolen De 3 Gouden Kronen. In tegenstelling tot het tichelwerk was hier in de winter de meeste vraag naar personeel. Na de molen stonden hier achtereenvolgens de fabrieken van Hommema en Tromp. Natuurlijk maakte al dit werk dorstig. Vooral het personeel dat in de kazerne was gehuisvest, had ’s avonds stellig behoefte aan een verzetje. Ook hier was de lokale middenstand voorbeeldig op ingesprongen. In drie bovenzalen van evenveel herbergen kon gebiljart worden en ook het kroegje De Gouden Leeuw bood vertier. Voor wie dit allemaal te duur mocht zijn, kon altijd nog bij een illegale jeneverhandelaar terecht. Toen het merendeel van de fabrieken de poorten sloot, had ook de horeca z’n langste tijd gehad. Als laatste hield ‘De Sevenster’ het begin jaren zestig van de 20e eeuw voor gezien.
Teruggang ..
Snakkerburen zag in de 20e eeuw niet alleen de horeca verdwijnen, ook de andere middenstanders en neringdoenden ruimden de een na de ander het veld. In zijn sfeertekening liet Calsbeek diverse timmerlieden, slagers, kuipers, kaashandelaren, smeden, schoenmakers, bakkers, koemelkers, sigarenmakers, scheerbazen, winkeliers, vissers, postkantoorhouders, (turf)schippers en schilders de revue passeren. De buurtschap had rond 1900 zelfs de beschikking over een eigen brandspuit, waarvoor een speciaal huisje was ingericht, en er woonde een veldwachter, die tevens lantaarnaansteker was.
De teruggang treffen we ook aan bij de tuinderijen, die op het eind van de 19e eeuw opkwamen en waar veel Snakkerbuursters een bestaan in vonden. Rond de eeuwwisseling lagen er maar liefst 100 van dergelijke bedrijven in en rond Leeuwarden, die de stad van groente en fruit voorzagen. Ook ter hoogte van Snakkerburen aan weerszijden van de Dokkumer Ee waren verscheidene tuinbouwbedrijven aan te treffen, waarvan een aantal zich had gespecialiseerd in glastuinbouw.
In de loop van de 19e eeuw veranderde de infrastructuur ten noorden van Leeuwarden nogal. Het Wynserbinnenpaed, ook wel Miedumer binnenpad geheten, werd eerst door Eekhoff op de kaart gezet (1847) maar zal van oudere datum zijn. In 1958 werd het omschreven als een “smal paadje van gele stenen, dat de schrik is voor bakker, kruideniers en postbodes”. Een paar jaar eerder waren de houten bruggetjes vervangen door betonbruggetjes. Het gelijktijdige verzoek om ook de stenen door betonplaten te vervangen, werd door de gemeente afgewezen, maar is inmiddels alsnog ingewilligd.
In de jaren vijftig gaat het met de buurtschap snel bergafwaarts. De bevolking vergrijst en het voorzieningenniveau reduceert tot vrijwel nul. Sommige arbeidershuisjes verliezen hun woonfunctie en vallen aan verkrotting ten prooi. Andere worden benut als pakhuis of krijgen een bestemming als autostalling. Om aan deze ongewenste ontwikkeling een halt toe te roepen, wordt eind jaren zestig een werkgroep in het leven geroepen. In 1972 wordt Stichting Snakkerburen een feit. Deze stichting stelt zich ten doel de buurtschap te behouden en te rehabiliteren.
.. en weer opgeklommen
Sindsdien is er veel ten goede gekeerd. In de loop der jaren is de Snakkerbuurster bevolking met veel nieuw bloed verrijkt. Deze ‘nieuwe generatie’ – als kinderen van hun tijd vaak idealistisch bevlogen en met een positief waardeoordeel over wonen op het platteland – herontdekte op loopafstand van de stad het bijna paradijselijke buurtschapje. Om het saamhorigheidsgevoel te versterken, werden inwoners door Stichting Snakkerburen intensief bij de plannenmakerij voor dorpsvernieuwing en woningverbetering betrokken. Tot dan toe onbenutte subsidiebronnen werden aangeboord om de in verval geraakte panden op te knappen, te renoveren of te restaureren. Sommige panden werden zelfs op de monumentenlijst geplaatst. Deze positieve ontwikkelingen stimuleerden ook andere bewoners om hun huizen op te knappen, in veel gevallen zonder een financiële injectie van de overheid. De afgelopen jaren is er zelfs op bescheiden schaal nieuwbouw gepleegd, die aan het totaalbeeld van de buurtschap geen afbreuk doet.” (bron: ‘Langs Dokkumer Ee, tussen Bonke en Ake. Monumenten in en rond Lekkum, Miedum en Snakkerburen’, 1996)
Het nietige Snakkerburen kreeg in 1862 een bestelhuis der posterijen, dat in 1870 werd omgezet in een hulppostkantoor en in 1885 alweer werd gesloten. Afstempelingen van dit kantoor zijn zeldzaam.
Bezienswaardigheden
– Snakkerburen heeft 4 rijksmonumenten, zijnde de voormalige herberg De Sevenster uit 1775 op Oan ‘e Ie 1, het pand uit ca. 1800 op nr. 6, het midden 19e-eeuwse woonhuis (voorheen pakhuis van bakkerij Dijkstra, en in het linkerdeel was sigarenmaker Johannes Lambertus Kabel gevestigd) op nr. 6a, en het 19e-eeuwse woonhuis op Oan ‘e Dyk nr. 1.
– Snakkerburen heeft 1 gemeentelijk monument, namelijk de zogeheten Drenkelingenbegraafplaats. Deze vormt onderdeel van de wandelroute.
(bron: ‘Langs Dokkumer Ee, tussen Bonke en Aa’. Uitgifte open monumentendag 14 september 1996).