
Smidssteech
Een sta-kroeg en armenhuis
De Smidssteech wordt ook nog wel Baukesteech genoemd, naar één van de oud-bewoners: Bauke van der Haag. De naam Smidssteech is een verwijzing naar een ver verleden. Het pand Oan ‘e Ie 8 was jarenlang een smederij met bovenwoning. Daarna vond brandstoffenhandel Van der Noord er huisvesting. De steeg gaf onder meer toegang naar de winkeltjes aan de Dokkumer Ee, en naar het aan de steeg gelegen café De Gouden Leeuw. Een kleine sta-kroeg waar werd gedronken, gerookt, gekookt én geslapen door de uitbaatster. Ook bevond zich in de Smidssteech tevens het Armenhuis, toentertijd in eigendom van de kerk in Lekkum, in gebruik genomen in 1837 en afgebroken rond het jaar 1890. Beheerder was de veldwachter, tevens tuinder, Uilke Bouwmeester. Dit armenhuis had de entree aan de Oan ‘e Dyk en je kreeg via een smalle donkere gang toegang tot de verschillende kamertjes. Op zeker moment verbleven er 7 oude mensen, 11 gebrekkigen en 14 kinderen.

De Smidssteech de toegang naar de smid maar ook naar diverse winkeltjes aan de Dokkumer Ee.
De smeden waaraan de Smidssteech zijn naam ontleent (Oan ‘e Ie 8)
Van slager naar kapper (Oan ‘e Ie 9)
Op Oan ‘e Ie 9 noemt Bearn Calsbeek Kees Bijlsma, de dorpskapper. Dat zal voor 1920 zijn geweest. De Bijlsma’s, waarvan velen het slagersvak uitoefenden waren thuis met 8 broers en 1 zuster. Het was een van oorsprong slagersfamilie en dat generaties lang (zie ook bij Kastleinshoeke). Het pand (naast de Smidssteech) vormt nu één geheel met Oan ‘e dyk 13, vroeger bestond het uit twee woningen.
De Smidssteech werd ook wel Baukesteech genoemd, naar de bewoner op de noordkant van de steeg Bauke van der Haag. We kijken nog even naar de panden (vaak winkels) ten noorden van de Smidssteech.
De Bûterblom: van melkboot tot ijsbreker (Oan ‘e Ie 10)
Oan ‘e Ie 10 werd lange tijd bewoond door de familie Van der Haag. Zij hadden een boot, de Bûterblom (boterbloem) waarmee ze de melk in melkbussen van de boeren naar de melkfabriek in Bartlehiem brachten. En de producten als melk, karnemelk, boter langs de deur verkochten. Ze waren technisch vooruitstrevend en hadden als eerste in het dorp een wasmachine, eerst op handkracht maar op de foto zie je het eerste electrische apparaat, dat nog bestaat.

De melkboot was een schip van 2,60 m breed en 15 m lang en hij meette 12 ton. Met deze melkboot hebben tot 1958 drie generaties Van der Haag gevaren. Pake IJsbrand van der Haag begon op 12 mei 1897 als melkvaarder en heeft dit tot zijn 85-ste jaar volgehouden. Zoon Bouke Bindert van der Haag heeft vanaf zijn 12e jaar 38 jaar op dezelfde melkboot boot gevaren en IJsbrand junior werd op zijn 14e als hulp van zijn vader aangesteld, hoewel hij al op zijn 11e meevoer. Iedere dag, ook op zondag werd ‘s morgens zes uur en ‘s middags 4:30 uur met de boot melk gevaren, maar op dinsdag en vrijdag moest er voor het melkvaren (vier uur ‘s morgens) boter en caseine (een eiwit) van de boerderij naar de Frico in Leeuwarden worden gebracht. ‘s Avonds 11 uur was de dag afgelopen. ‘s Winters was de boot soms ijsbreker. Dorpelingen hielpen het grote luik naar achter te brengen waardoor het voorschip omhoogkwam. Als bij ijs het schip niet kon varen werden de melkbussen per slee van de boerderijen gehaald en afgezet bij plaatsen waar de melkauto’s bij konden komen. De slee is ook wel bij Elfstedentochten gebruikt om uitgeputte schaatsenrijders uit de sneeuw te plukken en af te voeren. Soms knapten ze daar zo van op dat ze toch nog op schaatsen de tocht uitreden.
In oorlogstijd voeren soms mensen mee van Bartlehiem naar Snakkerburen om daar vandaan door te lopen naar Leeuwarden voor hun boodschappen. ‘s Middags ging de tocht op dezelfde manier terug. Ook werd in oorlogstijd soms een koffiemolen op de motor gemonteerd om voor de dorpsgenoten graan te malen. De melkboot werd begin 1958 verkocht omdat de melkfabriek werd opgeheven.
Kruidenierswinkel in Anton Pieck-stijl (Oan ‘e Ie 11)
Het pand Oan ‘e Ie nummer 11, dat nu ook nog een voor- en achterkamer kent, werd tot 1940 in het voorste deel (voorkamer en winkel) bewoond door Ruerd en Romkje Ringnalda met kinderen en het achterste deel met drankvergunning (café In de Leeuw) werd gerund door beppe. Let wel dat was dus een ‘grote’ kamer met daarin een tapkast waar werd gewoond, gekookt, geslapen en drank verkocht. De winkel kon zo op een Anton Pieck plaat afgebeeld worden. Hangende koperen schalen met gewichten in een houten blok, grote bruine bussen en gele koektrommels. Koffiebonen kon je er laten malen en de stroop werd uit een groot vat geschept.
In het lezenswaardige boekje ‘Ut it libben fan Jan Sijes Dijkstra’ staat een korte passage (met foto) over dit pand. Jan Sijes werd in 1868 geboren in Lekkum.
Later kwamen hier Age en Klaaske Spoelstra-Pietersma te wonen. De groentewinkel die ze exploiteerden was klein met een gang en een toonbank (eerder woonden ze op het adres Oan ‘e Ie 23, onderdeel van It kâlde streekje). Ze woonden er samen met hun drie kinderen Oebele, Pieter en Eelkje. Piet Sijbranda weet nog te melden: De winkel was niet groot evenals het assortiment. Wat mij bijgebleven is dat als je zuurkool haalde werd de pan die je meenam door Klaske met behulp van grindstenen in balans gebracht. Toen Age en Klaske stopten met de winkel zou Kabels Nies (die hadden een kruidenierswinkeltje op Oan ‘e Ie 1) de weegschaal en gewichten overnemen. Maar dat ketste af omdat de weegschaal en de gewichten al jaren niet meer ge-ijkt waren.
Age was een zoon van Oebele Spoelstra en Antje Pagels, beide families afkomstig van Lekkum/Snakkerburen. Zijn pake Age woonde een tijd op Lekkum 106 (Oan ‘e Ie 16-17) waar de Spoelstra’s een varkensslachterij hadden.
Het kaaspakhuis (Oan ‘e Ie 13)
Op Oan ‘e Ie 13 in vroeger jaren het huis van (lange) Wietse en Lutske Fennema . Het was indertijd een verdieping hoger dan nu en van oorsprong kaaspakhuis. Beneden een kleine kruidenierszaak en op de zolder een bibliotheek die in nog vroeger tijden van ‘Tot nut van het algemeen’ was geweest. Dat was een soort armenfonds. Latere bewoners hebben er een verdieping afgehaald.
Schoenmaker Durk Skoech (Oan ‘e Ie 14)
Dan komen we op Oan ‘e Ie 14 bij de schoenmakerij van Durk en Batsje (in het Nederlands Baartje, een weinig voorkomende naam) Tamminga. Durk, bijnaam ‘Durk Skoech’, was een sociaal middelpunt in het dorp. Hij kon prachtig vertellen. Durk was mank aan één been maar dat hinderde hem niet een overzet/ overhaal te bedienen. Deze werd later overgenomen door zijn buurman Beene Moed. Beene was de dorpsschilder die alle facetten van het vak verstond.
Later zat op Oan ‘e Ie 14 nog een rijwielhersteller. Na Durk Skoech (ook wel Krûme Durk genoemd) Tamminga was Douwe ‘Fietsmakker’ de bewoner. Douwe Smidt ook wel bekend als Douwe Dirkje. Het zijn de dochter en schoonzoon van Durk en Batsje.
Vijf sigaretsjes voor een stuiver (Oan ‘e Ie 15)

Zijn we dus al bij Oan ‘e Ie 15, een SPAR winkel. De winkel was toen al een soort van zelfbediening. Naast het bankje voor de klanten stond op de vloer een trom met sigaretten. Wie er een doosje uitpakte legde vervolgens het geld op de toonbank. Een pakje North State kostte een kwartje (12 eurocent) en er zaten twintig in een pakje, maar er waren ook pakjes met vijf sigaretten voor een stuiver (zeg maar 2 eurocent). Beene en Geartsje namen de winkel in 1926 over van Folkert en Wytske Postma. latere winkeliers de familie Rondon. Na een verbouwing werd het een echte zelfbedieningszaak.
Praam voor varkensspek en overledenen (Oan ‘e Ie 16 en 17)
Oan ‘e Ie 16 en 17 vormden vroeger één groot oud huis, zuidkant woning, noordkant slachterij van de Spoelstra’s. Vooral varkens werden er geslacht en gerookt, en op de vrijdag gingen de Spoelstra’s met een kleine praam naar de stad om op de markt het spek aan de man te brengen. Diezelfde praam deed trouwens ook jarenlang dienst om overleden Snakkerbuurders naar het kerkhof in Lekkum te brengen. In het pand zit een grote waterput met estrikken vlak achter de voordeur.
Stoffenwinkeltje (Oan ‘e Ie 19)
Op Oan ‘e Ie 19 tot slot noemt Bearn Calsbeek als bewoner Jacob Bijlsma die er tevens een stoffenwinkeltje heeft.
Hiermee sluiten we het winkelgebeuren aan de noordkant van de Smidssteech af.
Het armenhuis in de Smidssteech
In de Smidssteech dus als gezegd de ingang naar het kroegje De Gouden Leeuw en tot ergens voor 1900 stond er een armenhuis dat in bezit was van de kerk in Lekkum. Het armenhuis is in 1837 ‘gesticht’ in een stelphuizinge. Via Delpher.nl vind ik een soort van aanbesteding voor de verbouw. Uilkje Bouwmeester, de lokale veldwachter en bewoner van de Uilkjepôle (deel van de tuin van Calsbeek verderop in het buurtschap) is er een aantal jaren beheerder.
Er zouden in de ‘hoogtijdagen’ 7 volwassenen, 11 gebrekkigen en 14 kinderen zijn gehuisvest in het armenhuis in de Smidssteech.
Johannes van der Heide schreef daar ooit over:
Daar waar nu het huis staat aan de Oan ‘e Dyk 15 (bijnaam: Geert Post) stond voor 80 jaar terug een grote schuur, dat was het armenhuis. Daar woonden vier oude mensen, drie dames en een oude man. Wij noemden hem Jan Poele. Hij had wat petroleum in de handel. Zij kregen wat onderhoud van de kerk, 50 cent per week. Zaterdag’ s moest ik 5 liter petroleum voor hem naar de Miedumerhoek brengen in de middag, ik krijg dan een cent ook wel eens een halfje meer.
Bearn Calsbeek sprak daar ook over in 1949: het armenhuis dat eigenlijk als flinke schuur kon worden beschouwd. Aan de zuidkant waren vier kleine arbeiderswoninkjes ingebouwd, men noemde dit de armenhuisschuur. Op de zuidoostkant (Oan ‘e Dyk) was de ingang met een overgroeide ouderwets grote stoep ervoor, dan liep er een gang achterlangs, zo kwam je in de kamertjes. Bearn weet zich nog te herinneren, dat hij het niet zo had staan op die donkere gang. Op het eind woonde een zekere Jan Boersma (bijnaam Jan Poele). Een mannetje dat stiekem jenever verhandelde.
Lapkekeapman Hidde Koekje (Oan ‘e Dyk 54 en 56)
Kijken we nog even de Buorren in. Aan de overkant van de Smidssteech twee woningen welke dicht tegen de weg aan staan. Vroeger waren dit vier woningen.
In 1884 koopt Jelle Calsbeek een oud huis met grond en hok. Dat spul wordt afgebroken en op die plek wordt een dubbele woning gebouwd, Oan ‘e dyk 50 en 52. Hij is dan al getrouwd met Tryntsje Extra, dochter van Berend Jacobs Extra en Aafke Annes Hemrica. Jelle en Tryntsje komen te wonen op 50 en zijn schoonouders op 52. Hij huurt een stuk tuin langs de Kalkvaart en brengt Tryntsje iedere dag naar de Wortelhaven en later Voorstreek waar dagelijks de veiling van groente aan particulieren en ondernemers plaatsvindt. Hij huurde ook een stuk van wat nu de dorpstuin is.
In 1898 vertrekt hij naar de Uilkepôle waar het tuindersbedrijf gestaag wordt uitgebreid.
Later is de woning nr 50 samengetrokken met nr 52.
In 1935 zijn de woningen 142 en 143 (later Oan ‘e Dyk 54 en 56) bij elkaar getrokken en verbouwd door Hidde en Maaike de Boer. Hidde staat te boek als ‘lapkekeapman’, bijnaam Hidde Koekje. Op de bakfiets ging hij langs de deuren met textiel. Ook in de stad. Maaike bestierde de winkel, uitgerust met een echte etalage. Het was er nooit echt druk maar ieder had zo nu en dan wel eens een boodschapje nodig en iedere cent was meegenomen in die tijd.
Vanuit het vrijstaande hok werd petroleum verkocht.
Bij het sluiten van de winkel in november 1968 schreef Theun Kuipers (de melkboer) in de Kobbeflecht:
Als er één schaap over de dam is, komen er meer dat is een bekende zegswijze. Dit is klaarblijkelijk ook van toepassing op Hidde de Boer. Ook Hidde en Maaike hebben na lange jaren de zaak d’r aangegeven. Het werd hen allemaal wat teveel. Niet alleen de ouderdom maar ook de gezondheid van beide mensen liep wel eens wat te wensen over. Een opvolger was er niet dus de winkel dicht en dat dit besluit niet vanzelf is gegaan kunnen jullie wel begrijpen. Want een eigen zaak ligt je natuurlijk dicht aan het hart en de deur dicht dat doe je niet zo makkelijk. Om doktersredenen van Maaike is het dan zover gekomen. De deur van het kleine winkeltje is gesloten, een winkeltje waar geen nee te koop was. Als iets er niet was, dan kwam het er wel, daar zorgde Hidde wel voor. Hidde en Maaike hebben samen heel wat werk verricht. Wat dat met een eigen zaak inhoudt dat weet ik uit eigen ondervinden. Hidde heeft nog geen AOW, dat houdt nog enkele jaren aan en Hidde moet wat dat betreft nog werken tot zijn 65e. Dan kunnen hij en Maaike naar we hopen nog jarenlang van hun pensioen genieten. Dat hoop ik niet alleen, maar alle klanten van Snakkerburen, Lekkum en omstreken.
Omgekeerde elfstedentocht (Oan ‘e Dyk 11 en 13)
De eerste twee woningen aan dezelfde kant als de Smidssteech.
Op nummer 11 woonde tot 1928 de weduwe Minke Bijlsma, daarna Jacoba Bijlsma, van beroep naaister, later Anton Sikma, van beroep slachter en ook Richtsje van der Zee (Reinders Richtsje). Reinder was tuindersknecht en is lokaal beroemd geworden toen hij in 1933 de Elfstedentocht andersom (uit)reed en nog eerder arriveerde dan zijn werkgevers Johannes en Jelle Calsbeek die met tuinder Ljibbe van der Woude ‘aan de stok’ reden. De bewoners van nummer 11 hadden recht van overpad om bij het gemeenschappelijk buitentoilet (houten hokje met ton) te komen voor de woning van nummer 13.
Nummer 13 loopt tegenwoordig door naar de Oan ‘e Ie kant.
Man van kwizekwânsje (Oan ‘e Dyk 15)
Aan de noordkant van de Smidssteech, deels gebouwd op de fundamenten van het armenhuis komt in 1898 daarna Folkert Dekinga met zijn vrouw Minke te wonen, een ondernemend type en handelsman. Hij was grondlegger van de stroopfabriek op Oan ‘e Dyk 12 maar handelde daarnaast in van alles en nog wat. Een man van kwizekwânsje zeg je dan in het Fries. Bezat een aantal huizen en was geldschieter. Ook was hij wethouder van Leeuwarderadeel (waar Snakkerburen toen toe behoorde) en van Provinciale Staten!
Hij woonde er tot 1922. Daarna kwam Frou Dijkstra hier wonen, weduwe van bakker Dijkstra en moeder van de bakkers Aant en Johannes met haar dochter Berber te wonen..
Brandspuithuisje (Oan ‘e Dyk 17)
Oan ‘e dyk 17 fungeerde lang als brandspuithuisje. In de jaren ’60 is het oude pand gesloopt en is er een grotere garage voor in de plaats gekomen. Huisnummer 17 is nog zichtbaar boven de garagedeur. In vroeger tijden was dit een hangplek voor de jeugd. Het was het centrale plek voor verstoppertje, knikkeren en soms toneelspelen. En dat op het kleine stukje terrein voor de deur! Reden was de lamp die daar min of meer permanent brandde.
De brandweer omstreeks 1915 (Kobbeflecht, mei 1968)
( J. Spoelstra Son, Noord Brabant)
Achter op het erf van de toenmalige schilder Postma (de verver) stond het brandspuithuisje (nu nog als garage in gebruik). Destijds gaf het onderdak aan een handspuit. Behalve de spuit (en de spinnen die door de houten jalouzieraampjes binnenkwamen) bevatte het huisje nog enige hulpmaten als onder andere de aan een stok bevestigde lantaarn, die door iemand in de buurt van de brandweercommandant Kees Dekenga gedragen werd. Brand kwam gelukkig maar zelden voor, eens een brand door blikseminslag op Tabeburen en een hooibrand in de boerderij bij de brug op Snakkerburen (zal wel boerderij naast het Bonkehout zijn geweest alhoewel ook de koemelkerij van Willem de Boer mogelijk is, JHK)
Dan rende iemand luid op een hoorn blazend door Snakkerburen en spoedden vrijwilligers zich naar het spuithuisje. Kostte dit allemaal kostbare tijd, ook de gang naar de brand met de spuit,
Weliswaar hardlopend, duurde lang. Ter plaatse gekomen, moest er geschikt water om mee te blussen gevonden worden. De zuigslang met korf en grote drijfkurk werden in het water gedeponeerd en anderzijds aan de pompbak gekoppeld. De laatste was inmiddels van het onderstel gelicht. Onderwijl ontrolden spuitgasten de slangen, bevestigden het ene eind ook aan de pompbak, terwijl het andere eind van het spuitstuk werd voorzien. Zuchtend en piepend haalde de pomp dan water, bediend door handkracht in ploegen. Met één straal stond de spuitgast dan tegenover de vuurzee!
Maar… éénmaal per jaar was het groot feest met de spuit. De laatste zaterdagavond in mei, dan was het brandspuit-proberen. Eerst voor de jeugd die meehielp de spuit op de driesprong van het Bouwedykje te brengen. Water uit de ‘Kampsloot’. En dan met het water dat de slang deed zwellen meelopen en jezelf laten spuiten door de knallende waterstraal (naar huis door de sloten te doorwaden) Wie dat meegemaakt heeft zal zich het uitzinnig plezier herinneren van het proberen van de spuit. De week na de oefening hingen de slangen over en om het huisje te drogen.
Vergiftigde eenden en het Kâlde Streekje (Oan ‘e Dyk 19 en 21)
Op de plaats van de woningen Oan ‘e Dyk 19 en 21 stond vroeger een huis met schuur.
Johannes van der Heide vertelde daar ooit over:
Wij woonden toen al op Snakkerburen, het was een klein huisje. Het was een oud huisje waar wij woonden, met de vensters op het westen, de andere waren op het oosten. Daar woonde de verver T. Postma. Onze woonruimte was heel klein voor negen mensen, in het kamertje waren twee bedsteden, twee kachels, een hele hoge en een onder de schoorsteenmantel die was voor de stook.
Verder een kabinet, zeer oud. Dan stond op dezelfde grond nog een schuurtje, de verfwinkel van Postma.
Langs de noordkant was een stinksloot, dan een loods een lange gang, langs het hele huis, op het westen daarvan was een bedstee. Het geheel was een houten vloer en veel ratten knaagden de vloer stuk en trokken de kleedjes in de stinksloot. Vader kocht vergif, maar van H. Alves gingen de eenden er aan dood. Vier kinderen sliepen bij elkaar in de ene bedstee, twee lagen met het hoofd op het voetenend, de andere twee het tegenovergesteld. Vader en moeder lagen op het andere bed, boven het voetenend een kribbe met een kleintje, in de loods lagen mijn oudste broer en ik in de oude bedstee en daar was het prachtig. Sloeg je het dek kop dan zag je niets, werd het wat warm, dan begon het lieve leven: vlooien en maar prikken. Je kunt je er geen voorstelling van maken, ze waren niet te tellen en mijn moeder maar boenen, het gaf niets. Vader riep de timmerman, het was Kees Dekenga. Hij woonde toen nog aan de Ee in een van de oude huizen hij was toen nog jong. Hij beklopte het schut en vond het, de rommel moest er uit. Toen bleek het een dubbel schut met opvulling te zijn van turfstrooisel, dat was voor de tocht maar wij hadden de vlooien. Maar toen waren ze weg.
Ergens in de jaren dertig zijn de huidige woningen gebouwd, evenals het achterliggende ‘Kâlde Streekje’. Het boerderijtje met wat melkvee was van Johannes van der Heide zijn vader die er met een zoon en een dochter woonde in het ene deel en Johannes en zijn vrouw Afke van der Heide in het andere deel. Dochter Berber had bijzondere gaven, ze kon hoofdpijn wegnemen en gewrichtspijn bij zowel mens als dier verzachten. Je zou haar magnetiseur kunnen noemen.
Hier hield het oude Snakkerburen op en de eerste bebouwing richting Lekkum komen we pas in de jaren dertig tegen als de nije huzen worden gebouwd en de woningen 53 en volgende.
