De fabriek

Fabriek, boerderij en volkstuinen

Op de driesprong was vroeger de toegang tot het fabrieksterrein. In eerste instantie stonden er een oliemolen (1770) en een zeepsiederij met de naam ‘De Drie Gouden Kroonen’. Nadat de molen in 1850 was afgebrand werd er overgeschakeld op de fabricage van veekoeken. Er werkten veel arbeiders uit Snakkerburen. Eén van hen was Yme Ymesen, machinist. Hij woonde in de dubbele woning op het terrein van de bijzondere ‘schuurloze’ boerderij, vermoedelijk van rond 1640. Helaas zijn de boerderij en de dubbele woning afgebroken. In 1904 kwam de familie Hommema in beeld, zij lieten in 1910 een markante villa bouwen naast de fabriek. De verbinding met het dorp ging via ‘Hommema’s bruggetje’. De familie Tromp heeft de fabriek nog het langst in bezit gehad, tot de activiteiten werden verplaatst naar Leeuwarden. 

Aardig om te weten is dat het volkstuincomplex gelegen aan de Dokkumer Ee hier ook al meer dan honderd jaar ligt.

Vanaf deze driesprong zag je de oliemolen uit 1770 (later fabriek in veevoer), een schuurloze bouwboerderij uit 1640 en het volkstuincomplex van rond 1920.

Het bruggetje is gelegd met toestemming van de voorganger van Jan Calsbeek zijn pake Jelle Calsbeek als tuinder op de Ulkepôle, voor de arbeiders van de olieslagerij. Zaden waaruit olie gewonnen werd waren onder andere lijnzaad, aardnoten, raapzaad en koolzaad. Om de olie uit de zaden te persen maakte de olieslager gebruik van een molen. Ook op Snakkerburen stond zo’n molen. In eerste instantie was het bruggetje niets anders dan een paar houten planken maar toen

de familie Hommema de fabriek overnam en er in ploegendiensten gewerkt werd leek het verstandig ook leuningen aan te brengen en werd het bruggetje verhoogd zodat pramen en schouwen met de tuindersproducten er onder door konden. Het bruggetje vormde de toegang naar de fabriek en de volkstuintjes voor veel Snakkerbuurders. 

Zo nu en dan moest die toestemming weer bevestigd worden. Er was eens een keer gedoe om toen in de jaren ’30 de gasleiding naar de directeurswoning aan het bruggetje opgehangen zou worden waardoor de groenteschouw er niet meer onderdoor kon. Daarop werd besloten de gasleiding om te leggen en langs het hok (‘de hutte’) op de tuin aan te brengen: gevolg was dat je niet meer met de schouw tot aan ’t Hofke (het drenkelingenkerkhofje) kon varen. Het onderhoud van het bruggetje werd gedeeld door Hearke Stuit (die de boerderij aan de andere kant van het bruggetje bewoonde) en Roelof Hommema. 

(bron: Jan Calsbeek)

Van deze aardige vrijstaande villa, Pôllepaed 10, is al eens gesuggeerd dat de bekende Leeuwarder eeuwwisselingsarchitect Willem Cornelis de Groot de ontwerper is geweest. Het is een woonhuis in zogenoemde vernieuwingsstijl en het dateert uit 1911. Het bestaat uit twee haaks op elkaar geplaatste vleugels met uitgebouwde erkerpartijen. Die met houten stijl- en regelwerk op het zuiden is (uiteraard) niet alleen de grootste maar vormt bovendien handig een door een luifel overdekt balkon voor de daar uitgebouwde verdieping. Kenmerkend voor de architectuur uit die periode zijn beslist ook de afgewolfde schildkappen met oranjerood geglazuurde, platte en gegroefde pannen en de hoekpironnen van zink. De villa is gebouwd door en voor de directeur van een naastgelegen fabriek. Volgens overlevering waren de Hommema’s de enige bewoners die met meneer en mevrouw werden aangesproken. Het bedrijf ging over van vader op zoon. 

Het personeel van de fabriek

Het voormalige bedrijfsgebouw, in hoofdvorm nog aanwezig en herkenbaar in het merkwaardig ogende gepleisterde buurpand, staat op grond die al enige industriële voorgeschiedenis had. Beter uitbeelden dan de kunstenaar Gerhardus du Pon het voor het nageslacht deed, kunnen wij het niet. Du Pon schilderde in 1771 een enorm behangsel met een voorstelling van de Dokkumer Ee, geflankeerd door de boerderij Vierhuis aan de westzijde en een forse molen op een langgerekte onderbouw op de andere oever. Deze molen was de achtkante bovenkruier met woon- en werkruimte, die de rijke Leeuwarder zeepzieder Jan Zeeper hier in 1770/’71 liet bouwen en die bekend stond als „DE 3 GOUDEN KROONEN“. Het behangsel heeft ooit bij Zeeper aan de muur gehangen en hangt nu nog in het scheepvaartmuseum in Sneek.

De molen bleef overeind tot 1891 of 1892, maar als olieslagerij bleef de firma hier ook daarna voortbestaan. Er werd veevoer geproduceerd, waaronder lijnkoeken, sojakoeken en grondnootkoeken. In 1904 werd Hommema Eskes & Co. te Birdaard eigenaar. Directeur R. Hommema besloot in 1911 tot sloop van de oude en bouw van een nieuwe directeurswoning. Dat De steen met de drie gouden kronen zat later in de muur van de fabriek gemetseld (en is door Bene Moed nog eens met bladgoud beschilderd).

Later hebben Hommema en Eskes en ‘De Friese Olieslagerij’ hier een fabriek gehad, waar krachtvoer voor vee werd gefabriceerd (o.a. Lijnkoeken). Tromp BV nam vervolgens de fabriek in gebruik ( de overdracht was in 1947).Bergen schelpen lagen rond het terrein om verwerkt te worden in veevoer. Dat was in mijn jeugd een leuke maar stuivige speelplaats. Onder de fabriek bevonden zich grote kelders waar de olie van de lijnzaad na het persen in liep. Naast Tromp zat in die tijd ook nog de fabriek van Sprietsma (die o.a. stierenkettingen fabriceerde).

Jan Calsbeek gaf aan: De enige mensen die op Snakkerburen met meneer en mevrouw werden aangesproken waren Roelof (zie ook foto) en Suzanne Hommema die in 1930 zijn ouders Arjen en Antje Hommema opvolgden. Roelof Hommema is bij mijn weten de enige Snakkerbuurder die ooit heeft deelgenomen aan de Olympische Spelen. Dat waren de Olympische Spelen van 1924 in Parijs, als roeier van de Holland-8. Ze eindigden op de achtste plek. 

Een zware slag trof de familie toen op 5 juli 1939 hun jongste dochter Nicolette verdronk tussen de wal en een dekschuit. Dat leidde uiteindelijk ook tot het vertrek uit Snakkerburen van het gezin.

De boot van Hommema (zie foto) heette Mars. Daar waren de namen van de kinderen in verwerkt: Marie, Aagje,Roel, Sjoukje. Door de week deed de boot dienst als pakketbezorger, in het weekend liet men zich als familie mee varen. Durk Jonker was ‘kapitein’. 

Achter de fabriek de arbeiderswoningen. De eerste twee woningen werden gebruikt voor karton-opslag. Hoewel het verhaal gaat dat in de eerste woning een alleenstaande man heeft gewoond (Hein) die los-vast werk had als oppasser en het oogje in het zeil hield op de berg met veekoekenkisten. Het deel aan de sloot werd tot 1960 nog bewoond door de familie Bakker. Sjabbe Bakker, die nog in Snakkerburen woont, geeft aan (2020) dat zijn ouders moesten verhuizen van Douwe Tromp, althans hij heeft ze uitgekocht. De fabriek had twee keer per week een ‘plof’ in de silo en dan kwamen ze het huis van zijn ouders schoonmaken en Sjabbe gaf aan dat dat maakte dat zijn moeder niet vaak hoefde te stofzuigen.

Op de tweede foto personeelsleden van de fabriek, van links naar rechts Riemersma, Sierd Sikma, Tjibbe Smidt, Lebbing, Poppe Rozema, Pieter de Vries, Durk Jonker, Jan Sikma, Fokke Laskewitz, Pieter Jonker, Anne van der Meer, IJme IJmesen, Douwe Smidt, Meier, Jelle Hood en Klaas Zuiderbaan. Bijna allemaal bewoners van ons buurtschap in die tijd.

Boerderij met het Langhuis

De Alde Pôlle was lang een terpachtig stukje grond en wordt beschouwd als een van de vroegst bewoonde plekken van Snakkerburen. Het omvatte al met al de nummers 74 tot en met 77 en dat is dan de oude nummering vanuit Lekkum. Op nummer 77 staan als bewoners A. Bijlsma, Sjouke & Afke Duinstra (vanaf 1928) en Pyt en Corry Steiger. Freerk en Antsje van der Velde in het Langhuis, een boerderij waar Duinstra in de oude opkamer woonde.. 

Over de boerderij, welke uit 1640 dateerde en mogelijk nog van eerder datum is een boekwerkje uitgebracht  

In het dubbele pand 74/75 woonden op nummer 75 Oebele en Antsje Spoelstra en later Anne Bosma, violenbouwer en muzikant. Op nummer 74 was dat in eerste instantie Joh Pagels. 

Later Yme Ymesen (machinist op de fabriek), samen met zijn moeder, broer Jelle en een stiefzuster. 

Over Yme Ymesen (ook wel Yme Slak of Grouwe Yme genoemd): 

In 1972 is op 82-jarige leeftijd Yme Ymesen overleden in Heemstra state. Deze voor velen onbekende man was bij leven zelfs op Snakkeburen een vrijwel onbekende. Wie was deze man in zijn huisje dat de laatste jaren als onbewoonbaar verklaard te boek stond. Zijn woning stond afgebeeld en de laatste jaren op het terrein van de sloperij van Monty van der Wal. Hij heeft daar meer dan 40 jaar gewoond. Eerst met zijn broer en zuster en toen die overleden waren alleen. Hij was jaren machinist bij de veevoer fabriek Hommema en Eskes. Hoe leefde hij hier?

Voor onze begrippen toen al onbegrijpelijk in zijn oude huisje, voor hemzelf gelukkig en tevreden zonder radio en televisie. Met zijn vijf katten en eenden die hij geregeld voerde leefde hij hier als een kluizenaar. Hij bemoeide zich met vrijwel niemand had helemaal geen familie alleen een neef in Amerika waar hij een geregelde briefwisseling mee had. Hij was een eenzaam mens, tenminste in onze ogen.

Enige jaren voor zijn dood is er al eens een poging gedaan om hem in een kamertje in Heemstra state staat te krijgen en na enige moeite lukte het een beschikbare kamer te krijgen. Maar Yme weigerde en is het dan goed om dit soort mensen uit hun vertrouwde wereldje te halen. Ik geloof van niet, voor ons is zijn manier van leven onbegrijpelijk maar voor hem was dit heel gewoon. Hij wist niet beter en toch was het een man met een helder verstand, veel wist hij van sterrenkunde af en hier kon hij boeiend over vertellen. Regelmatig kwam hij in de kerk in Lekkum. Stil en bescheiden zat hij op een vast plekje achter in de kerk. Pogingen van kerkgangers om hem na afloop eens mee te krijgen voor een kopje koffie mislukten telkens weer, hij wou direct weer naar huis.

Toen hij ziek werd weigerde hij ook nog hulp, hij kreeg bijna geen eten meer en raakte ondervoed. Toen is door enkele mensen van de kerk ingegrepen, zij troffen hem daar in een onbeschrijfelijke toestand in de bedstee aan. Er werden direct maatregelen genomen en hij kwam op de ziekenzaal in Heemstra state en na het voorzichtig wassen en behandelen we krijgt het personeel van Heemstra state hem weer op verhaal.

Hij knapt op en wandelde wel eens een keertje met de zuster in de tuin. Na een tijdje ging het weer achteruit, het kamertje waar in hij zou gaan wonen kon niet doorgaan. Zijn ziekte was ongeneselijk. Na zijn overlijden werd hij begraven in Schalsum bij zijn familie. In het bijzijn van een klein aantal mensen onder leiding van dominee Van der Sloot maar onder de aanwezigen ook zijn enig familielid, zijn neef uit Amerika die hier toevallig met vakantie was. Ds Van der Sloot schetste zijn leven in het kort, een eenzaam mens was begraven in alle eenvoud zoals zijn leven was.

De nalatenschap van Yme werd geschonken aan de kerk en die liet het orgel er van opknappen.

Deze woonboot lag in de opfeart achter de fabriek en de tuinderij van Calsbeek/ Tromp. Doekle Dekinga en zijn vrouw Dirkje en dochter hebben hier een aantal jaren gewoond. 

Ook lag er een woonboot die te bereiken was over de Volkstuinen. Bekendste bewoner was Astrid de Backer die met het lied (Ik doe wat ik doe en vraag niet waarom) landelijke bekendheid genoot.

Over de volkstuinen aan de Dokkumer Ee gelegen het volgende:

Het begon allemaal tijdens een bijeenkomst in de Sevenster, de toenmalige waterherberg van Snakkerburen. Op 2 januari 1919. Hoofdmotief van de bijeenkomst was ‘verbouwen van groenten voor eigen gebruik’. De aanwezigen waren van mening dat er een vereniging moest komen, die zich bezig zou houden met het algemeen belang van de dorpen en z’n inwoners. En zie: de vereniging Dorpsbelang van Lekkum en Miedum was geboren. Snakkerburen viel toen nog onder Lekkum.Het eerste probleem waar het toenmalig bestuur voor kwam te staan was het zoeken naar een geschikt bouwland voor de volkstuintjes. Dat lukte in 1921 op de plek van het huidige complex. Er werd 3,25 pondemaat gehuurd van de kerk. Een pondemaat is een oude Friese vlaktemaat (pûnsmiet) en werd in 1813 uniform vastgesteld op 3674, 363358816 vierkante meter. De huurprijs voor de leden werd in 1921 bepaald op 3,5 cent per vierkante meter.

Bijna honderd jaar later bestaat het volkstuincomplex nog steeds en kent het momenteel 43 huurders van diverse komaf. Uit de ‘eigen dorpen’ komen zes huurders , de rest is afkomstig uit Leeuwarden. Daaronder huurders die er een internationaal tintje aan geven. Naast Italianen, Surinamers, Marokkanen ook een Bosniër en een Argentijn. Meer informatie vindt u hier.

In de oprichting van een vereeniging Dorpsbelang te Lekkum en Miedum.

Op den 2e Januari 1919 werd alhier bij IJ. Sikma een vergadering gehouden van mannen, die belang stelden in de oprichting van bevengenoemde vereeniging. Aan de oproeping hadden een 50 tal gehoor gegeven. De heer M.Span die als voorzitter fungeert deelde mee de voorgeschiedenis van deze zaak. Hem was door Broer Meijer gevraagd om medewerking in deze zaak. Als voor de hand liggend oormerk werd genoemd het verkrijgen van een stukje bouwgrond voor de arbeiders om in de gelegenheid te zijn althans een deel van hun eigen eten te verbouwen.

De heer Wartena vroeg of ook Miedum in het plan was opgenomen, hetgeen beantwoord werd met het zeggen dat Lekkum en Miedum in deze één zijn. De Heer P. Visser had gezorgd voor een reglement van een andere vereniging en geschreven om inlichtingen omtrent ‘ Volkstuinen’ , welke echter niet nog ontvangen waren. Omdat men nog niet precies wist, hoe men moest handelen om te komen tot steun van de regering voor deze zaak, gaf hij in overweging in beginsel te besluiten tot het oprichten van de vereniging, een commissie van 5 personen te benoemen voor de voorlopige werkzaamheden en later weer samen te komen om de zaak dan af te doen.

Hij wees er op, even als ook anderen als de Heeren P.A.Dijkstra, W.Klaver en M.Rozema, dat men niet als uitsluitend doel van de vereeniging zou stellen: de volkstuintjes, maar de zaak breeder moest opvatten. De Heer Wartena wilde dadelijk definitief werk leveren en besluiten tot de oprichting. De meerderheid der aanwezigen stond aan zijn zijde, zoodat sedert den 2 Januari de vereeniging “Dorpsbelang” bestaat. 

Er werd vervolgens besloten om bij stemming 5 personen te benoemen. De benoemden mochten niet bedanken. Wie de meeste stemmen hadden zouden verkozen zijn. Benoemd werden de Heeren M. Span met 35, R. Wartena met 44, P. Visser met 37, W. Klaver met 35 en M.Rozema met 19 stemmen.

Hierop werd de vergadering gesloten.

In het jaarverslag van dorpsbelang over het jaar 1920 lezen we dat het bestuur er in is geslaagd een perceel land te huren van de kerkvoogdij. In de daarop volgende jaren komt de volkstuin regelmatig als onderwerp op de bestuursagenda. Ik noem (met dank aan Hanna Hoeksma voor al het uittypen): 

1927: Er zijn klachten over bouwhuurders, die hun perceel laten verwilderen, de vrucht niet oogsten of het bemodderde pad niet schoonmaken.

1929: N.a.v. klachten over de Bouw besluit het bestuur ’s zomers een paar maal “op inspectie te gaan”. 

1936: Wanneer iemand “op het bouwland flink gemest heeft, moet zijn/haar opvolger die onkosten vergoeden” vindt men. Naar aanleiding hiervan wil men een reglement opstellen voor het gebruik van bouwland. Over dat ‘mesten’ weet ik dat Beene Moed nog wel eens met de huusketon op de pakjedrager naar zijn volkstuin fietste om de ton vervolgens rond de bloemkool te legen. Reden voor één van de kinderen om absoluut geen bloemkool te eten.

Jan Hessel Kooij vertelt over de Fabriek.